Het is eigenlijk best merkwaardig: publieke discussies over spelsystemen in het volleybal zijn er niet. De meest voor de hand liggende reden is natuurlijk dat er überhaupt weinig publieke discussies over volleybal zijn.
Bij voetbal is dat wel anders. Daar gaat het regelmatig over of je 4-3-3 of 4-4-2 moet spelen — waarbij 4-3-3 dan typisch “Nederlands” zou zijn. De laatste tien jaar is die discussie nog technischer geworden: 4-3-2-1 (het zogenaamde kerstboomsysteem) of 5-2-3 (met wingbacks heet dat) zijn inmiddels ook opties en worden druk besproken.
En dan, als de bondscoach 5-3-2 kiest, volgt er een heftige discussie of dat wel “Nederlands genoeg” is.
De onzinnigheid van deze discussie maakt duidelijk dat er op de tv veel te veel gelegenheid is om eindeloos over voetbal te discussiëren.
Bij volleybal ligt dat anders. Geen televisie, geen discussie.
Een andere reden dat er nauwelijks discussie is over spelsystemen, is dat iedereen in de top hetzelfde doet. Voltena heeft ooit even geprobeerd het anders te doen in de Eredivisie, maar dat was echt een zeer zeldzame uitzondering.
Volleybaltrainers zijn vooral meesters in Ctrl-C, Ctrl-V: iedereen kopieert van elkaar. Er waren tijden dat teams nog met een driehoek van middens speelden, of de spelverdeler vanaf midachter, of buiten en midden omgedraaid. Het 6-2-systeem, waarmee Cuba ooit Olympisch kampioen werd, is in de top al eeuwen achter het behang geplakt.
In alle landelijke divisies wordt in feite maar één systeem gespeeld. Ik vermoed zelfs dat veel trainers niet eens weten dat er ook andere systemen bestaan.
Aanpassingen binnen dat ene systeem — zoals tegenwoordig de diagonaal die op linksvoor direct naar rechts verhuist — worden door iedereen klakkeloos overgenomen. Rendement of niet, geef het een jaar en iedereen doet het.
Systemen kiezen die passen bij je team en bij de kwaliteiten van je spelers? Dat is al jaren geen onderwerp meer. Gij zult 5-1 spelen, zo luidt speciaal voor volleybaltrainers, het elfde gebod.
De enige plek waar nog een beetje over systemen wordt nagedacht, is bij de jeugd. En dat is terecht. Spelsystemen hebben namelijk enorme invloed op wat je leert.
Je wilt immers — tenminste, dat denk ik — zo min mogelijk afleren tijdens je volleybalcarrière. Elk jaar een totaal ander systeem is dan ook niet handig. Een beetje kunnen invallen in een andere jeugdteam zonder in totale verwarring te raken, is dat trouwens ook niet.
Maar het belangrijkste is misschien wel dit: als een jeugdspeler bij de senioren mag meedoen, en ze vragen bij dames of heren 1 op welke positie dat moet zijn, dat die speler dan gewoon kan zeggen: “Maakt mij niet uit. Ik kan op meerdere posities uit de voeten.”
Ik ben wel benieuwd of er naast de jeugdtrainer, er nog trainers zijn die een beetje nadenken. Die wat durven en een beetje buiten de lijntjes kleuren. Zijn er nog volleybaltrainers die tegen het gebod in durven gaan?
En de Heer sprak: “Gij zult 5-1 spelen, want zo deden uw voorgangers, en hun voorgangers voor hen en hun voorgangers voor hen.
En het geschiedde dat de trainers bijeenkwamen, en zij spraken: “Er is één systeem.” En een van hen vroeg zachtjes: “Maar waarom eigenlijk?”
Waarop de rest hem vriendelijk aankeek, knikte, en het onderwerp afsloot. Amen.
Reacties
Een reactie posten