Als opleider krijg ik vaak de vraag: “Hoe verzin ik nu leuke oefeningen?” Vanuit het oogpunt van een beginnende trainer is dat een begrijpelijke vraag. Alleen — beweer ik — de vraag klopt niet.
De nadruk op leuk is misplaatst. Er zijn beroepen en voorbereidingen waarbij leuk inderdaad het hoofddoel is: de radio-dj, oudejaarsconferencier, de touroperator die tripjes door Rome organiseert. Hun succes hangt af van de amusementswaarde. En ook bij de voorbereiding van het nachtspel op het jeugdkamp lijkt me dat een relevante vraag.
Bij volleybaltraining ligt dat anders. Natuurlijk mag plezier nooit ontbreken, maar het idee van training is dat spelers het spel leren spelen. Leren kost tijd, zweet en frustratie. Plezier ontstaat daarom niet door de oefening zelf, maar uit de vooruitgang die spelers merken dankzij die oefening. Het gevoel dat iets lukt wat eerder niet lukte — dát is de echte beloning.
Een tweede probleem zit in het woord verzinnen. Dat is vreselijk ouderwets. Vroeger zaten trainers nog bij het knapperend haardvuur met pen en papier te peinzen op hun trainingsvoorbereiding.
Tegenwoordig is de open haard milieuvervuilend en verzinnen niet meer nodig: sites als VolleybalXL of 1000drills staan vol met uitgewerkte oefeningen. AI kan je helpen en wie social media gebruikt, vindt op Instagram en TikTok heel veel — veel te veel en van over de hele wereld. Daar opent zich een complete wereld van drills en trainingsmethodes.
Wie doorklikt, komt al snel terecht bij Amerikaanse volleybalscholen met filmpjes vol spectaculaire beloftes: “Train met onze wonderoefening en je techniek verbetert in een uur!”
Klinkt mooi, maar context is alles. In de VS is volleybal niet zomaar een sport; het is een route naar een university scholarship van gemiddeld €30.000 per jaar. Dat creëert een miljoenenindustrie waarin ouders investeren in privétrainingen, en coaches en volleybalscholen zichzelf verkopen met wonderbaarlijke resultaten. Niet gek dus dat het marketing all over the place is. Trap er niet in.
De kunst is niet om nieuwe oefeningen te verzinnen, en ook niet om leuke oefeningen te vinden.
De kunst is om de goede en gerichte oefeningen te kiezen — in het oerwoud van opties.
Uitgangspunt in die selectie is: Wat is het doel? Pas daarna komt: Welke oefening past daarbij? Het is net als koken. Je bedenkt eerst wat je wilt maken, en pas dan koop je je ingrediënten.
Veel trainers doen het andersom: ze kopen eerst wat spullen in de winkel — lees: oefeningen — en proberen daar achteraf een maaltijd van te maken. Niet zo vreemd dat het af en toe niet smaakt.
Bij gevonden oefeningen stel je de volgende vragen:
Wat wordt er eigenlijk getraind, en heeft dat zin? Doet iedereen iets, of staat de helft te wachten? Wordt er getraind met bal én net? Maakt elke speler meerdere acties per rally, zoals in een echte wedstrijd? Of doen ze iets waar je niets aan hebt — en misschien zelfs weer moet afleren?
Bottom line: leuke trainingen ontstaan vanzelf als spelers voelen dat ze beter worden — want er is niets leukers dan vooruitgang. En mocht je ooit twijfelen of een oefening goed is: vraag je af of het leerzaam, doelgericht, wedstrijdgericht en uitdagend is.
De rest is ruis.



Reacties
Een reactie posten