Leren verliezen

De evaluatie van Volley Stars is in volle gang. Eén van de onderwerpen daarin is het gebruik van handtellers. Daardoor kan het publiek – lees: ouders – niet continu zien wat de stand is. Het idee daarachter is eenvoudig: minder focus op de score, minder spanning langs de lijn.


In plaats van deze stressreductie in toch al stressvolle tijden te omarmen, roept het voorstel vooral weerstand op.

Al snel verschijnen de bekende argumenten: “We creëren watjes, omdat we kinderen bij de jeugd niet gewoon laten verliezen.

Een paar jaar geleden besloot de KNVB, om vergelijkbare redenen, de standen bij de jongste jeugd af te schaffen – of in elk geval niet meer te publiceren. Onder andere Erik ten Hag, destijds nog succescoach bij Ajax, waarschuwde dat “de winnaarsmentaliteit uit ons voetbal wordt gesloopt.

Ik schreef daar toen een blog over.

Inmiddels heeft Erik niet bijzonder veel meer gewonnen en is hij vooral ontslagen. Ook Ajax speelt al een tijd geen deuk in een pakje boter. We zullen maar niet vragen of dat aan een gebrek aan winnaarsmentaliteit ligt?

Vorige maand bij Tijd voor Volleybal podcast deed Paula Boonstra deed een voorstel om alleen bij winst punten te geven. Daaraan gekoppeld kwamen allerlei opvoedkundige argumenten zodat onze jeugd te leren verliezen en ze zich daardoor beter in de echte wereld staande kunnen houden.


Alsof sport geen echte wereld is.

Paula Boonstra stelde dat mensen “tegenwoordig steeds slechter tegen hun verlies kunnen.” Waarop ze dat baseert, is mij een raadsel. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is er geen wetenschappelijk bewijs voor deze stelling. Misschien bedoelt ze dat mensen, ondanks dat we in Nederland nauwelijks nog op het randje van overleven balanceren, tóch veel klagen. Dat zou kunnen. Maar dat is iets anders dan “slechter tegen je verlies kunnen.

Er werd ook gesuggereerd dat het goed is als kinderen leren verliezen, “als voorbereiding op topsport.” Een aardige gedachte, maar laten we even nuchter blijven: minder dan één procent van alle jeugdspelers komt ooit in de topsport terecht. Een maatregel invoeren die bedoeld is voor minder dan één procent van de doelgroep? Ik heb effectievere plannen gehoord.

Er zit in de redenering een hardnekkige denkfout. Tegen je verlies kunnen en omgaan met tegenslagen in het leven zijn twee totaal verschillende dingen. Er is geen enkel bewijs dat mensen die vaak verliezen, beter met tegenslagen in het leven kunnen omgaan. Sterker nog, er is zelfs geen enkel bewijs dat als je vaker verliest, je überhaupt beter tegen je verlies kunt.

Voor de goede orde, dit is geen pleidooi om winnen en verliezen af te schaffen. Ook niet bij de jeugd. Alleen 'verliezen' is geen therapeutische wondermiddel.

Het idee dat je jezelf kunt “harden” voor latere moeilijkheden is zo oud als de Grieken. De Stoïcijnen geloofden dat vrijwillige blootstelling aan ongemak een manier was om innerlijke kracht te ontwikkelen. Een koude nacht, een eenvoudige maaltijd of een dag zonder luxe — als oefening in karaktervorming. Nietzsche maakte er later een moderne variant van met zijn bekende uitspraak: “What does not kill me makes me stronger.” Nassim Taleb trok dat idee door naar systemen en organisaties in zijn concept van antifragiliteit: systemen die beter functioneren door af en toe een schok of tegenslag te ervaren.


Het hele idee is niet zo vreemd: in sommige gevallen werkt het lichaam namelijk écht zo. Elke trainer kent het principe van supercompensatie. Als je spieren en longen tijdelijk uitput, herstelt het lichaam zich niet alleen, maar is daarna sterker dan voorheen. Zo bouw je conditie of kracht op. 

Het probleem ontstaat wanneer dit principe klakkeloos wordt doorgetrokken naar psychologische of emotionele ontwikkeling. De menselijke geest is geen spier en reageert niet hetzelfde. Er is geen rechtstreeks verband tussen veerkracht en het aantal tegenslagen.

Omgaan met tegenslagen is veel meer complex: het hangt samen met persoonlijkheid, sociale steun, zelfreflectie, mentale flexibiliteit, zingeving – niet met een aantal verloren sets op een zaterdagochtend.

Omgaan met tegenslag is bovendien sterk leeftijdsafhankelijk. Het is een illusie om te denken dat wie als kind goed met verlies kan omgaan, dat zijn hele leven blijft doen. Net zo goed is het onzin om te denken dat iemand die als kind moeite had met verliezen, als volwassene automatisch geen veerkracht heeft.

De oproep om kinderen te leren omgaan met verlies klinkt sympathiek, maar is vaak gebaseerd op een simplistische metafoor: dat het leven één grote sporthal is, waar elke nederlaag automatisch tot groei leidt.

Tot zover. 

Geef het een paar jaar. Dan laait de discussie weer op, en dan ga ik opnieuw uitleggen dat je van verliezen niet per se sterker wordt. Of dat je toch altijd maar de helft van de tijd verliest. 

Altijd handig, dit soort discussies, als ik op zoek ben naar een onderwerp voor een blog.

Reacties